Aftrekbaarheid interesten

Interestaftrek onder vuur 

Interesten van leningen voor kapitaalvermindering of (super)dividenduitkering zijn niet zonder meer aftrekbaar!

Marc Verbeek
22-6-2018
Aftrekbaarheid interesten
Aftrekbaarheid interesten

Recentelijk deden zowel het Hof van Beroep te Gent (9 januari 2018) als dat van Antwerpen (8 mei 2018) ophefmakende uitspraken inzake de aftrek als beroepskost van interesten van leningen aangegaan met het oog op het financieren van de uitkering van een superdividend respectievelijk het doorvoeren van een kapitaalvermindering.  De feiten waren als volgt:

Gent, 9 januari 2018

De 2 gepensioneerde aandeelhouders van NV X verkopen in 2010 hun aandelen aan NV Y.  NV Y gaat een lening aan om de overname te financieren.

NV X gaat eveneens een lening aan bij een bank om een superdividend aan de nieuwe aandeelhouder NV Y uit te uitkeren.

Vervolgens gebruikt NV Y het ontvangen bedrag ter aflossing van de schuld aangegaan voor de overname van de aandelen.

NV X trekt de interesten op de lening af als beroepskost.


Antwerpen, 8 mei 2018

NV X gaat in 2012 over tot een kapitaalvermindering van EUR 350.000 en keert in datzelfde jaar ook een dividend uit van EUR 100.000.  Ter financiering van deze operatie gaat NV X een lening aan bij haar moedervennootschap voor het volledige bedrag van EUR 450.000.  NV X trekt de interesten op deze lening af als beroepskost.

In beide gevallen wordt de aftrek van de interesten verworpen als beroepskost.


Analyse

De aftrek van kosten dient beoordeeld te worden in het kader van de voorwaarden gesteld door artikel 49 Wetboek Inkomstenbelasting (WIB). Eén daarvan betreft de finaliteitsvoorwaarde die inhoudt dat moet kunnen aangetoond worden dat een kost wordt gedaan met het oog op het verwerven of behouden van belastbare inkomsten

En dat was nu net waar het schoentje wrong in beide rechtszaken…..

De Hoven sluiten zeker niet uit dat betaalde interesten ter financiering van een kapitaalvermindering of uitbetaling van een (super)dividend niet aftrekbaar zouden zijn doordat een wettelijk bepaling dit verbiedt.  Anderzijds bestaat er ook geen wettelijke bepaling die de intrestkost sowieso aanvaardt.  Het bewijs van de finaliteit van de gedane kosten moet dus geleverd worden door de belastingplichtige.

Het argument dat de vennootschap de lening heeft moeten aangaan om te  vermijden dat zij activa die belastbare inkomsten opleveren zou moeten vervreemden om de kapitaalvermindering/dividenduitkering te financieren werd in de twee gevallen niet weerhouden.  Inzake de uitkering van het superdividend wordt door het Hof van Gent opgemerkt dat de lening niet werd aangegaan om de werkzaamheden van de vennootschap mogelijk te maken of in stand te houden maar om de overname te vergemakkelijken en dus in feite in het voordeel was van de aandeelhouders.  Verder is een beslissing tot dividenduitkering een autonome beslissing van de vennootschap die slechts op artificiële wijze de noodzaak creëert om een krediet aan te gaan.  Het Hof van Antwerpen kwam tot hetzelfde besluit en stelde dat de interesten eerder een verarming zijn van de vennootschap zelf en definitief ten goede komen van de aandeelhouder en door de vennootschap dus niet werden betaald om zelf belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden.

Hierbij dient opgemerkt te worden dat de finaliteit niet mag verward worden met de causaliteit.  Dit laatste houdt in dat de gedane kosten verband moeten houden met de door de vennootschap werkelijk uitgeoefende beroepsactiviteit. 

Verder wordt het argument dat er sprake is van een verboden opportuniteitsbeoordeling door de rechtbank evenmin weerhouden.  Volgens de Hoven volstaat het immers vast te stellen dat niet voldaan is aan de aftrekbaarheidsvoorwaarden van artikel 49 WIB.

Bewijs en verantwoording zijn de boodschap!

Van groot belang is dus het bewijs! Met name moeten er  voorafgaand aan de verrichtingen documenten worden opgesteld waaruit het waarom van een transactie blijkt bv verantwoording in een verslag van de Raad van Bestuur/Algemene vergadering waarom wordt overgegaan tot het afsluiten van een lening.   Een algemene omschrijving volstaat dus niet aangezien dan nog de mogelijkheid bestaat dat de lening werd aangegaan met een andere doelstelling dan het verwerven of behouden van belastbare inkomsten bv de bedoeling om kosten te creëren of een derde te bevoordelen.

Conclusie

Met deze arresten is een duidelijke trend gezet dat het bewijs van de finaliteit van gemaakte kosten meer en meer een doorslaggevende rol zal spelen bij de beoordeling of een kost al dan niet als fiscaal aftrekbaar zal worden aanvaard.  Een voorafgaande nauwgezette documentatie is dan ook onontbeerlijk!