Minimum bezoldiging bedrijfsleiders

Wanneer is bestuurder van vennootschap fiscaal te beschouwen als bedrijfsleider van de klant-vennootschap?

Marc Verbeek
20-7-2020
Minimum bezoldiging bedrijfsleiders
Wanneer is bestuurder van vennootschap fiscaal te beschouwen als bedrijfsleider van de klant-vennootschap?

Twee arresten van het Hof van Cassatie van begin dit jaar, bevestigen het fiscale lot enerzijds van de bestuurder van een dienstverleningsvennootschap die diensten levert aan een andere vennootschap en anderzijds van de wettelijk vertegenwoordiger van een bestuurder-vennootschap.  

 

De bestuurder van een dienstverleningsvennootschap – geen miskenning van de rechtspersoonlijkheid van de vennootschap

 

In een arrest van 2 januari 2020 oordeelde het Hof van Cassatie dat de bestuurder van een dienstverleningsvennootschap niet kan beschouwd worden als bedrijfsleider van de vennootschap die de diensten ontvangt.

 

De feiten waren als volgt: natuurlijk persoon A is bestuurder van vennootschap X die diensten levert aan vennootschap Y op grond van een dienstverleningsovereenkomst tussen X en Y.  A ontvangt van Y tevens royalties uit een aan Y gegeven licentie.  Deze royalties werden in de personenbelasting aangegeven als roerende inkomsten.

De fiscus is echter van oordeel dat de royalties moeten beschouwd worden als bedrijfsleidersbezoldigingen op grond van het zogenaamde attractiebeginsel op basis waarvan alle beloningen die een bedrijfsleider ontvangt als bedrijfsleidersbezoldiging moeten aanzien worden.  Zij is namelijk van oordeel dat A een leidinggevende functie uitoefent binnen Y als vertegenwoordiger van X.   

 

Het Hof van Cassatie fluit de fiscus echter terug.  Op grond van het realiteitsbeginsel moeten de inkomstenbelastingen geheven worden op basis van de (juridische) werkelijkheid die de belastingplichtige heeft tot stand gebracht.  Hieruit vloeit voort dat er slechts abstractie kan gemaakt worden van de vennootschap als rechtspersoon wanneer er sprake is van simulatie.  Dit is het geval wanneer de juridische situatie zou afwijken van de werkelijke situatie.  Indien dus een vennootschap op correcte wijze werd opgericht en de belastingplichtige de rechtsgevolgen van de structuur respecteert, dan moet de fiscus die juridische constructie erkennen.  Dit betekent onder andere dat de vennootschap bij het stellen van haar rechtshandelingen correct wordt vertegenwoordigd door haar mandatarissen en dat de opbrengsten van prestaties van de vennootschap ook aan haar toekomen.

 

De fiscus kan de handelingen van leidinggevende aard die worden gesteld door de vertegenwoordiger van de dienstverlenende vennootschap niet zomaar toerekenen aan de vennootschap die de diensten ontvangt, door aan die vertegenwoordiger het statuut van bedrijfsleider toe te kennen bij de vennootschap die de diensten ontvangt. In casu kunnen de royalties dan ook niet geherkwalificeerd worden in bedrijfsleidersbezoldigingen.

Dit arrest is belangrijk nieuws voor alle managementvennootschappen.

 

De vast vertegenwoordiger van een bestuurder-vennootschap – fiscale gelijkstelling met een bedrijfsleider 

 

In een arrest van 23 januari 2020 oordeelde het Hof van Cassatie dat de vast vertegenwoordiger van een bestuurder-vennootschap gelijksoortige functies uitoefent als die van bestuurder en dus fiscaal aan te merken is als bedrijfsleider.

 

Situatieschets: natuurlijk persoon A is vast vertegenwoordiger van vennootschap X die bestuurder is in vennootschap Y.  A heeft een rentegevend voorschot toegestaan aan Y.  De fiscus herkwalificeert een deel van de door Y betaalde interesten in dividenden.  

 

Het Hof van Cassatie geeft de fiscus in deze gelijk door te stellen dat de activiteiten van een wettelijk vertegenwoordiger gelijksoortige functies zijn omdat ‘wat een vast vertegenwoordiger doet of moet doen, in feite werkzaamheden veronderstelt, die met besturen van de vennootschap samenvallen’.  Bovendien voorziet het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, dat de vast vertegenwoordiger aan dezelfde voorwaarden moet voldoen als de rechtspersoon-bestuurder en aansprakelijk is alsof hij zelf de betrokken opdracht in eigen naam en voor eigen rekening zou volbrengen.  

 

Bijgevolg mocht in casu een deel van de betaalde interesten in dividenden worden geherkwalificeerd in dividenden.

 

Deze gelijkstelling heeft niet alleen gevolgen voor de herkwalificatie van interesten in dividenden maar ook voor de herkwalificatie van onroerende inkomsten in bedrijfsleidersbezoldigingen wanneer Y teveel huur zou betalen aan A en ook voor de vaststelling van voordelen van alle aard in het geval Y bv een bedrijfswagen zou ter beschikking stellen aan A.  

 

Conclusie

 

De bestuurder van een dienstverleningsvennootschap (of managementvennootschap) kan niet als bedrijfsleider beschouwd worden van de vennootschap waaraan diensten worden verleend (op voorwaarde dat de dienstverleningsvennootschap zelf geen bestuurder is van de vennootschap die de diensten ontvangt, en dat de juridisch gecreëerde situatie aan de werkelijkheid beantwoordt). De vast vertegenwoordiger van een bestuurder-rechtspersoon wordt daarentegen wél als bedrijfsleider beschouwd van de bestuurde vennootschap.